ds. Marten Mulder
We hebben een voet over de drempel gezet. Door de brede open deuren horen we het geroezemoes in de ruimte, waarbinnen ook de klanken van het orgel tot ons komen, vragend om aandacht voor het gespeelde. Terwijl de ruimte zich vult, wordt de aandacht getrokken door wat zich daar op het verhoogde podium bevindt. Ze vervullen allen een specifieke rol. Net als de mensen, die langzaam komen binnendruppelen. Met welke intentie zijn ze gekomen?
O zeker, er zullen zijn die kwamen, omdat ze iets verwachtten, om er wat aan te hebben. Maar dan loop je het grote gevaar, dat je in je verwachtingen wordt teleurgesteld en dan ook maar niet meer gaat. Je gaat echter niet in de eerste plaats om er wat te halen, maar om er te brengen: jezelf, te midden van al die anderen met wie je samen een gemeente vormt. Dat is het begin van de bijdrage, die je levert aan de gemeente. Om dan met al die anderen samen vorm te geven aan wat wezenlijk is in een kerkdienst: aanbidding; dat is arbeid, het werk van de lofprijzing. Je richt je niet op jezelf, maar op Hem, die ons geroepen heeft.
Mijn God, Gij zijt mijn toeverlaat, naar U Heer strekt zich mijn verlangen.
Is het om je daarmee even te kunnen onttrekken aan die wereld, zo vol narigheid? Misschien dat velen het zo ervaren. Maar in de aanbidding nemen we echter die hele wereld met ons mee, om die als het ware aan God voor te dragen. Bij Hem mogen we de zware lasten van onze schouders neerleggen.
Want in onze aanbidding wil Hij het adres zijn voor wat pijn en verdriet doet en soms boos maakt.
Daar blijft het niet bij. In de aanbidding ligt de lofprijzing besloten:
Loof de Heer, want Hij is goed, trouw in alles wat Hij doet. Want zijn goedertierenheid zal bestaan in eeuwigheid.
Gebeden, liederen, het Woord, de muziek én stilte. Alles krijgt haar vorm in de liturgie. Letterlijk vertaald het werk van het volk.
Een veelkleurig volk. Het volk, dat zich uitdrukt in een veelkleurige liturgie. Eeuwenoude tradities en moderne vormen, die elkaar afwisselen. Het volk, de gemeente, neemt die mee en geeft er elkaar de ruimte in. In een openheid, die wederzijds weet te waarderen, om misschien na verloop van tijd tot een bepaalde vorm te komen. Als dat al zou moeten. We beginnen toch niet eerst vandaag, maar hebben al eeuwen achter ons. Eeuwen, die zich best mogen laten herkennen. Liturgieën uit de oude kerk en uit de kerken van de reformatie. Liturgieën uit oude en nieuwe dienstboeken. Traditionele en moderne, maar steeds weer in zorgvuldig gekozen bewoordingen.
Dan is daar het podium, het liturgisch centrum. Waar de Paaskaars is ontstoken om ons erop te wijzen, dat we gemeente van de opgestane Heer zijn. Het Licht der wereld, dat de dood niet in zijn greep heeft kunnen houden. De kaars, waaraan alle kaarsen, die in de kerk gebruikt zullen worden, zullen worden aangestoken.
Centraal op het podium een tafel, de Avondmaalstafel, waarop zich de schaal, de kan en de beker bevinden, verwijzing naar het sacrament, dat de gemeente met regelmaat viert: het Heilig Avondmaal. De oude Bijbel ligt erop, opengeslagen, om met het Avondmaalsstel de gemeente duidelijk te maken, dat hier het hart ligt van de gemeente. In Woord en Sacrament getuigend van Gods liefde. Het is alsof er een stille boodschap vanaf die tafel tot ons komt in een wereld en een leven, waarin we heen en weer worden geslingerd door alles wat er gebeurt en ons overkomt.
Die boodschap die ons toeroept:
Daarom dan niet versagen, maar moedig verder gaan!
De Heer doet redding dagen, Hij trok uw lot zich aan.
Wie lijdt,- God zal het merken, ’t is alles Hem bekend;
Hij zal zijn kindren sterken met woord en sakrament.
(Lied 409: 4 Liedboek voor de Kerken)
Even terzijde van de tafel het voorwerp, dat nodig is voor het andere sacrament, dat de reformatorische kerken kennen, liever gezegd vieren. Want dat is het toch, we vieren het sacrament van de Doop.
Geen doopvont, geen koperen bekken, maar een glazen schaal op een voet van hout. Glas, zo kwetsbaar als het leven zelf, dat ons zegt: in de kwetsbaarheid van het leven komt God binnen en gaat met je mee.
Die glazen schaal zal het water bevatten, waarmee wordt gedoopt. Daar is heel veel te zeggen over de doop. Dikke boeken zijn er over geschreven. Leraren van de kerk hebben zich erover gebogen. Volwassen- of kinderdoop? We gaan daar even aan voorbij.
Misschien vat lied 359 uit het Liedboek het wel heel mooi samen:
Leven is gegeven door het water,
nu gaat er ver boven ons geloven
steeds een naam met ons mee.
Dopen is geloven dat een herder
je verder bewaren zal en sparen,
zo gaat God met je mee.
We lopen terug tot achter de tafel waar men de woorden laat klinken uit dat oude Boek, de Bijbel. De Bijbel, waarin Gods woord tot ons komt. In veel kerken tref je op het liturgisch centrum een ambo, een verhoogde lessenaar, aan. Achter deze lessenaar werden de Bijbelgedeelten, soms alleen het evangelie, gelezen. De ambo ontwikkelde zich vaak tot een preekstoel. Met name in reformatorische kerken, waarin de preek een belangrijke, vaak de belangrijkste plaats, in ging nemen, kreeg de preekstoel een prominente plaats.
Op het liturgisch centrum, waar we ons nu bevinden, zien we tussen de Tafel en de Doopschaal de preekstoel staan. Eigenlijk heeft de preekstoel in z’n benaming niet zo’n prettige klank. We associëren een preek toch vaak met het opgestoken vingertje: pas op. We zien nu vaak het gebruik van de woorden overdenking of verkondiging, welk laatste benaming mijn voorkeur heeft. Wordt in het formulier voor de viering van het Avondmaal niet gezegd: zo verkondigen wij de dood van de Heer totdat Hij komt? Verkondigen, openbaar maken. De verkondiging, die uitleg wil zijn van een Bijbelgedeelte en ons duidelijk wil maken dat, alhoewel het woorden zijn uit een ver verleden, ze ook voor ons hier en nu actueel zijn. De preekstoel en de Avondmaalstafel, wat horen ze dicht bij elkaar:
Terwijl wij van Hem spreken, is Hij in onze kring
om ons het brood te breken van zijn verkondiging.
Lied 82: 3 (Liedboek voor de Kerken)
Al is het zaak het liturgisch centrum niet overvol te laten worden, zou ik er persoonlijk voor pleiten om naast de aanwezigheid van de preekstoel, aan de andere zijde van de Avondmaalstafel, een ambo, lessenaar te plaatsen. Vanachter deze lessenaar kunnen de mededelingen aan de gemeente worden gedaan.
Ook de Evangelielezing zou vanaf hier kunnen plaatsvinden om het bijzondere karakter aan te geven van het evangelie, dat ons vertelt van Hem naar wie wij ons zijn volgelingen noemen. Bij die lezing zouden we als gemeente kunnen gaan staan om ons te voegen in de traditie van onze Rooms-katholieke en Lutherse broeders en zusters.
Nu zit ik nog even stil voor me uit te kijken, naar het liturgisch centrum en in gedachten zie ik het voor me: een plek, waar straks iets staat dat past binnen het geheel van onze Jozefkerk. Geen verzameld geheel, van alles wat, uit de voormalige wijkgemeenten, maar nieuw, opdat ieder het gaat voelen, dit is de kerk van onze nieuw ontstane gemeente.
Ik kijk omhoog naar het kruis en het lijkt alsof de armen van het kruis me willen omarmen en hoor de vraag van Hem, die zijn leven gaf: dit deed ik voor jou, wat doe jij voor Mij? En ik weet het, als de zegen aan het einde van de kerkdienst is gegeven, is de opdracht aan mij: tot zegen te zijn.